Innovatiewet strafvordering
Dit wetsvoorstel strekt tot aanpassing van een enkele onderdelen van het Wetboek van Strafvordering met het oog op bevordering van innovatie binnen het strafprocesrecht. Die innovatie is gericht op de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Kamerstukken II 2017/18, 29279, nrs. 395, 402). Het regelt de volgende onderwerpen:
• een voorziening te introduceren voor de rechter in eerste aanleg of hoger beroep om de Hoge Raad prejudiciële vragen te kunnen stellen in strafzaken;
• in het kader van de opsporing netwerkzoeking na inbeslagneming mogelijk te maken;
• te voorzien in een regeling dat na inbeslagneming van een geautomatiseerd werk later binnenkomende berichten voor een bepaalde periode kunnen worden onderzocht in het kader van de opsporing;
• een opname van beeld, geluid, of beeld en geluid aan te merken als een wettig bewijsmiddel;
• de mogelijkheid te bieden dat een aantal lichtere opsporingsbevoegdheden door de hulpofficier van justitie kunnen worden uitgeoefend;
• te regelen op welke wijze de rechter kan reageren als blijkt dat na het uitroepen van de zaak sprake is van geslaagde herstelbemiddeling en een vaststellingsovereenkomst, en
• de mogelijkheid te creëren dat de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding wordt afgesplitst van het hoofdgeding, teneinde afzonderlijk te worden behandeld.
Mijlpaal
Naam |
Voorbereidende documenten gepubliceerd |
Datum |
21-01-2022 |
Fase |
Tweede Kamer |
Documenten